Drijfkaarsen zijn zeer decoratief. Eigenlijk zijn alle kaarsen drijfkaarsen want kaarsen drijven op water. De dichtheid van kaarsvet is lager dan die van water. Hierdoor drijven kaarsen op water. De vorm van een drijfkaars is echter belangrijk voor de manier waarop de drijfkaars in het water blijft drijven. Een bredere, ronde vorm (uitgevlakte bolvorm) zorgt voor optimaal drijfvermogen. Soms wordt klein gewichtje onderin de kaars geplaatst zodat de kaars precies diep genoeg blijft drijven. Drijfkaarsen komen in veel vormen voor. Van waterlelies tot eendjes. Met kerst zijn rode sterren populair en met pasen gele drijfkaarsen. In principe geldt: als een kaars breder is dan hoog zal deze blijven drijven.
Een drijfkaars symboliseert twee tegenstrijdige elementen: water en vuur. Het is misschien daarom dat een drijfkaars zo fascineert.
Er zijn ook oliedrijfkaarsen verkrijgbaar: kunststof drijvertjes die drijven op een laagje olie. Om dit te maken vul je een glas of kom met wat water. Op het water giet je een laagje plantaardige olie van minimaal 1 centimeter. Bijvoorbeeld slaolie of zonnebloemolie (LET OP: geen lampenolie gebruiken!). Een opgerold stukje keukenpapier van ca. 2 cm dient als lontje. Dit lontje wordt in de drijver bevestigd en zuigt zich vol met olie. Je kunt de lont daarna aansteken.