De advent is in het christendom de benaming voor de aanloopperiode naar kerst. De advent begint vier zondagen voor kerst. Het wordt symbolisch zichtbaar gemaakt door een kaarsenstandaard met vier kaarsen. Iedere zondag wordt een extra kaars aangestoken. De laatste zondag voor Kerstmis branden alle vier de kaarsen. De kaarsen staan symbool voor het komende licht. De kaarsen staan ook voor de vier windstreken noord, zuid, oost en west.
Adventskaarsen zijn vaak paars van kleur. Deze kleur staat symbool voor boete en inkeer. Vaak wordt ook de kleur wit of rood gebruikt met een paars lint om de adventskrans heen. De derde zondag van de advent wordt soms de kleur roze gebruikt om het feestelijke karakter van deze zondag weer te geven.
De eerste adventskrans werd uitgevonden door de Lutherse theoloog Johann Hinrich Wichern (1808–1881). Hij ving veel kinderen op die uit armoedige gezinnen afkomstig waren. De kinderen vroegen vaak wanneer het eindelijk kerst was. In 1839 besloot hij uit een houten wiel een krans te maken met vier grote en 24 kleine kaarsen. Voor elke adventszondag werd een grote kaars aangestoken en voor elke andere dag een kleine. Sinds 1860 wordt de adventskrans met dennengroen versierd.
De vorm van de adventskaars verschilt. Vaak cilindervormig of een stompkaars.